Bijna Kerstmis en om voor mij volstrekt onduidelijke redenen denken veel mensen, dat ze dan verplicht zijn om “wild ” te gaan eten. Waarom, letterlijk in vredesnaam? In geen enkel jaargetijde wordt er zoveel reclame gemaakt voor het eten van “wild” als nu. Een kennelijk zeer geslaagde marketing campagne van de jagers en poeliers, die volop steun vindt in de media. Zelfs mijn eigen VPRO, toch bepaald niet rechts, is in deze marketing truc getrapt en maakt reclame voor het bereiden van haas en reerug. Onder het mom van gezond vlees, dat na een goed leven verantwoord uit de natuur wordt geoogst.
De werkelijkheid is totaal anders. In de eerste plaats is dat zogenaamde wild voor minstens 85% in gevangenschap gefokt, in ons land, maar ook bijvoorbeeld in Argentinië ( haas ) en Nieuw Zeeland ( herten ). En heeft het dus helemaal niet dat onbezorgde, goede leven in het wild gehad. Maar belangrijker is dat jagers hun maatschappelijk belang denken te kunnen ontlenen aan het leveren van dit “gezonde stukje eerlijk vlees”. Alsof zij de ultieme filantropen zijn, die tegen hoge kosten en veel inspanning ons van het onmisbare kerstvoedsel voorzien.
Niets is minder waar. Egoïsme en egocentrisme zijn de enige drijfveren van de jagers, een andere reden dan het bevredigen van de eigen verlangens zijn er bij het jagen niet. Alle door de jachtwereld naar voren gebrachte argumenten zijn vals, het weinige wetenschappelijke onderzoek dat er is, wijst onverbiddelijk in die richting. Niet onlogisch, als je bedenkt dat jagen op z’n best symptoombestrijding kan zijn. Als er al een probleem is, doet jagen niets aan de oorzaak van dat probleem en is het dus eigenlijk het domste wat je kan doen. Een structurele oplossing is natuurlijk veel beter. Om maar één voorbeeldje te geven: boomkwekers in Boskoop hadden erg veel last van gravende muskusratten en die werden daar met extra inspanningen zwaar bestreden. Maar de klachten bleven. Totdat een boomkweker op het idee kwam om langs de oevers onder water kippengaas te spannen. Probleem opgelost. Definitief. Nou vooruit, toch nog een voorbeeld, omdat het zo tekenend is. Een bergdorp in Mexico had overlast van ratten. Niet een beetje, maar op een zelden waargenomen schaal. Dus werd er een grote bestrijdingscampagne opgezet. Het hielp niet. Internationale experts uit de VS en Canada kwamen te hulp, maar ook die konden de ratten niet aan. Totdat, eindelijk, een groep vrouwen uit het dorp zelf besloten iets aan de werkelijke oorzaak te doen. Alles wat eetbaar was ging achter slot en grendel, rommel achterlaten werd een doodzonde. Een kleine groep vrouwen kreeg op diervriendelijk manier voor elkaar wat de “ongediertebestrijders” – het woord alleen al – met al hun ervaring niet lukte. Het is buitengewoon verwonderlijk, dat een deel van het grote publiek denkt dat jagers enig publiek nut hebben.
Nee, ze zijn per definitie schadelijk voor de natuur, op z’n minst verstoren ze altijd beschermde soorten. Vandalisme in onze schaarse natuur met de zinloze dood van 2 miljoen dieren per jaar tot gevolg. Gemiddeld is niet meer dan 1 op de 5 schoten direct dodelijk, verkommert een groot aantal aangeschoten dieren en worden er vooral vaak vogels geschoten, die helemaal niet bejaagbaar zijn.
Zijn jagers dan slechte mensen? Het antwoord is ondubbelzinnig: Ja! Goede jagers bestaan niet. Zeker, veel jagers snappen totaal niet, waarom zo veel mensen vinden dat zij tot de categorie “ernstige misdadiger” behoren. Jagers zijn zich niet bewust van de schade die zij aanrichten, maar die onwetendheid is verwijtbaar. Zij laten zich graag voorstaan op hun professionaliteit, maar het zijn zonder uitzondering hobbyisten, die in het dagelijks leven een heel ander vak uitoefenen. Het minste wat ze kunnen doen, is zich eerst eens grondig verdiepen in moderne ecologische principes in plaats van uit te gaan van verouderde vooroordelen. Maar ze zijn kapitaalkrachtig, hebben macht tot in de hoogste regionen en een uitgebreide lobby . Dat zal er helaas voor zorgen dat er geen zicht is op een spoedig einde van deze ellendige traditie.