Galápagos –
Moegespeeld,
zwaar van leven,
liggen drie jonge zeeleeuwen
te slapen op de rotsen,
leguanen,
bakkend in de zon,
halen oude herinneringen op,
af en toe zweeft
zeer wijsgerig
een pelikaan over het water,
op de gekste plaatsen
zitten de zo ingenieus
ontworpen rode krabben
en denken er duidelijk
het hunne van.
En ik – ik schrijf,
zo vreemd als ik ben
volkomen in m’n element,
zo vreemd als ik ben
zomaar thuisgebracht.
Wat je mag hopen, zo tegen het eind van het jaar, zeker ook vlak vóór Kerst, het feest van de vrede – dat steeds meer mensen oog krijgen voor wat een dier werkelijk is en voor wat er met dieren allemaal gebeurt, en dan gebeurt aan onrecht, geweld, manipulatie, pure miskenning en vernedering. En mensen kunnen daar oog voor krijgen wanneer ze innerlijk maar opengaan, wanneer ze maar kijken met de ogen van hun ziel. Wat je iedereen zou toewensen: zó’n ruim en herbergzaam bewustzijn dat dieren er een gerespecteerde plaats in hebben. Een zielsdiep bewustzijn.
Dat mensen dieren op een nieuwe wijze gaan zien, dat mensen zich bewust worden van de eigen, intrinsieke waarde van een dier, zal niet het gevolg zijn van rationele argumenten, van studies en rapporten, discussies en debatten. Hoe nodig en waardevol deze ook zijn, het is niet genoeg. Wat mensen, en niet alleen in dít opzicht, niet alleen wanneer het dieren betreft, innerlijk verandert, ten goede verandert – wat mensen humaner, socialer maakt, het is steeds weer een moment, een totaal onverwacht moment van ontroering, diepgaande ontroering. Ga maar na bij jezelf: iets, iemand raakte je tot in het diepst van je ziel.
Zelf werd ik destijds op zo’n moment onthaald daar ergens op een eiland in de Stille Oceaan, zo’n duizend km ten westen van Ecuador, een van de Galápagos-eilanden. Maar waarom dáár helemaal? Op wat ik voor mezelf een Galápagos-moment noem, zou ik ook een straat verder, zomaar in een plantsoen getrakteerd kunnen worden.
Die tortelduiven –
hoe verfijnd de erotiek
waarmee ze elkaar veroverden,
tederheid vierde hoogtij.
Lieflijk resultaat:
twee ovale, wit-glanzende
tortelduiveneieren,
eieren tintelend van geheim,
kloppend van leven,
oeroude dromen.
Dromen van vrede,
dromen die uitkomen.
Broedt maar duiven, broedt,
weldra ontwaken ze,
slaan ze wijd
hun vleugels uit.
Momenten van ontroering, diepgaande ontroering, overal kunnen ze zich voordoen. Je zult je maar verliezen, verliezen en vinden in de ogen, de zo wijze ogen van een paard, de zo wijze ogen van een ezel. Of je kijkt zoals die man die met z’n auto ergens op de A50 in een file naast een volgepropte veewagen stond, in de ogen van een varken. Of eigenlijk was het maar één oog. Eén oog met één levensgrote, stervensgrote vraag: Waarom, waarom? Dieper had hij niet getroffen kunnen worden. Alles in hem opende zich, een bewustzijnsverruiming die zijn leven ingrijpend veranderde.
Momenten van ontroering. Wie ook zo’n beslissend moment mocht beleven: Albert Schweitzer. Hij is inmiddels veertig en al heel lang zoekt deze filosoof, theoloog, ethicus, musicus en tropenarts naar een vitaal en universeel principe voor zijn ethiek. De ethiek van de westerse cultuur stelde hem teleur. Het draaide alleen maar om mensen. Het moest anders. Maar hoe?
Het is september 1915, bijna anderhalf jaar nadat Schweitzer in het Afrikaanse Lambarene arriveerde. Om een patiënte te bezoeken, moet hij 200 km de rivier de Ogowe op. Op een van de twee aken die een kleine stoomboot moeizaam stroomopwaarts trekt, werkt Schweitzer aan z’n ethisch concept. Hij schrijft en schrijft, maar het verlossende woord komt niet op papier.
Dan voltrekt zich het wonder, op de avond van de derde dag. Terwijl de zon grandioos wegzinkt in het water en Schweitzer op een zandbank vier nijlpaarden met de boot ziet meelopen, schiet hem de gedachte ‘eerbied voor het leven’ te binnen. ‘Als in een droom’, zegt hij later, ‘werd het mij geopenbaard.’
Momenten van ontroering. Wat je mag hopen, zo tegen het eind van het jaar, zeker ook vlak vóór Kerst, het feest van de vrede: dat er steeds meer mensen zijn die zo’n moment ten deel valt. Het zou hun bestaan zo verrijken, heel onze cultuur zou het verrijken. Steeds meer mensen die, nu nog ziende blind, oog krijgen voor wat een dier werkelijk is en voor wat er allemaal met dieren gebeurt. Ieder mens komt ervoor in aanmerking – voor zo’n moment van ontroering. Ieder mens is niet minder dat een mens.
Vredesdienst voor dieren, 22 december 2017 in de Nassaukerk te Amsterdam